Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA8876

Datum uitspraak2000-12-05
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC9800952HE
Statusgepubliceerd


Uitspraak

typ. JZ rolnr. C9800952/HE ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 'S-HERTOGENBOSCH, tweede kamer, van 5 december 2000, gewezen in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijk-heid STOLKER MUHO BV, voorheen genaamd: Muho Holding BV en Hokar Holding BV, gevestigd te 's-Hertogenbosch, appellante, procureur: mr. P.C.M. van der Ven, t e g e n de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijk-heid NOVAMIJ BV, gevestigd en kantoorhoudende te Leiden, geïntimeerde, procureur: mr. J.H.M. Erkens, als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 16 mei 2000. --------------------------------------------------------- 6. Het verdere verloop van het proces Bij tussenarrest van 16 mei 2000 heeft het hof een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft op 14 september 2000 plaatsgevonden. Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens hebben partijen opnieuw de stukken overgelegd en uitspraak verzocht. 7. De verdere beoordeling 7.1 Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van toerekenbare tekortkoming van Muho, zoals Novamij stelt en Muho betwist, dient vastgesteld te worden welke strekking de tussen partijen gesloten overeenkomst heeft met betrekking tot de rechten van Bo-Rent. Uit hetgeen partijen ter comparitie hebben verklaard blijkt dat bij de verkoop geen andere situatietekening voorhanden was dan de tekening die als onderdeel van productie 3 bij conclusie van eis is overgelegd. Op deze tekening is ten aanzien van de weg tussen beide percelen en ter plaatse aanwezige stoepen, parkeerplaatsen en dergelijke niets aangegeven. Verder blijkt uit hetgeen zij hebben verklaard dat er afgezien van de koopakte en de leveringsakte die door de notaris zijn opgesteld geen schriftelijke stukken inzake de (voorbereiding van de) koopovereenkomst zijn geweest. Er zijn dus geen bescheiden beschikbaar uit de periode voorafgaande aan de koopakte waaruit kan worden afgeleid wat partijen precies op het oog hebben gehad bij (de formulering van) het derdenbeding ten behoeve van Bo-Rent. Wat betreft de persoonlijke contacten tussen partijen voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst blijkt dat voor de verkoper makelaar Bos de contacten steeds heeft onderhouden. Volgens Novamij is er daarnaast destijds één keer rechtstreeks telefonisch contact geweest tussen partijen en is daarbij de positie van Bo-Rent aan de orde geweest. Muho ontkent dat dit telefo-nisch contact heeft plaatsgevonden. 7.2 Novamij stelt zich op het standpunt dat zij ervan uit mocht gaan dat er op het door haar te verwerven perceel alleen een recht van overpad van ongeveer zes meter breed rustte en geen andere rechten van derden. Muho meent dat het recht van overpad door Novamij en door de rechtbank te beperkt wordt uitgelegd en dat het recht dat hiermee in de overeenkomst wordt aangeduid in ieder geval mede het gebruik van de parkeerplaatsen omvatte. 7.3 Het hof stelt vast dat het gebruik van de term ‘overpad’ en het ontbreken van een beschrijving daarvan waarin mede de parkeerplaatsen zijn begrepen aanwijzingen zijn voor de juistheid van de opvatting van Novamij. Dit wordt versterkt door de verklaring van makelaar Bos van 17 november 1997 (productie 2 bij memorie van antwoord) die aansluit bij het standpunt van Novamij en niet bij dat van Muho, voor wie hij optrad. Dat deze verklaring door Muho is betwist, brengt niet mee dat er geen waarde aan kan worden toegekend. Het hof gaat er dan ook vooralsnog van uit dat het in de leveringsakte vermelde recht van overpad beperkt door Novamij uitgelegd mocht worden in die zin dat het in ieder geval minder omvatte dan de gebruiksrechten waar Bo-Rent aanspraak op bleek te kunnen maken. De consequentie hiervan is vervolgens dat Muho het perceel niet ‘vrij van enig gebruiksrecht’ heeft geleverd. 7.4 Alvorens op basis van dit uitgangspunt de overige stellingen en verweren van partijen verder te beoordelen zal het hof Muho in de gelegenheid stellen haar anders-lui-dende standpunt ten aanzien van de strekking van het recht van overpad in de tussen partijen gesloten overeen-komst te bewijzen. 8 De beslissing Het hof: laat Muho toe te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat Novamij bij het sluiten van de koopovereenkomst wist of moest weten dat het recht van overpad van Bo-Rent meer, en hoeveel meer, omvatte dan een weg van ongeveer zes meter; bepaalt, voor het geval Muho bewijs wenst te leveren door middel van getuigen, dat het getuigenverhoor zal plaats-vinden ten overstaan van mr. B.A. Meulenbroek als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch; bepaalt dat de procureur van Muho binnen 2 weken na heden schriftelijk aan de griffier zal opgeven het aantal te horen getuigen en de verhinderdata van beide partijen op dinsdagen in de maanden januari en februari 2001; bepaalt dat de procureur van Novamij de verhinderdata aan die zijde daartoe tijdig zal opgeven aan de procureur van Muho; bepaalt dat de procureur van Muho bij zijn opgave aan de griffier een fotokopie van het procesdossier zal meezenden; bepaalt dat de raadsheer-commissaris na afloop van deze twee weken dag en uur van het getuigenverhoor zal vasts-tel-len; bepaalt dat de procureur van Muho tenminste 7 dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getui-gen zal opgeven aan de wederpartij en aan de grif-fier; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit arrest is gewezen door mrs. Rothuizen-van Dijk, Van Schaik-Veltman en Meulenbroek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 5 december 2000.